De inhaalwedstrijd van H&O 2 - Scepu uit de eerste ronde van klasse 1A was door omstandigheden uitgesteld. In de nasleep van de afgelasting was het lastig gebleken een datum en een locatie te vinden. Na enkele organisatorische problemen was het op 6 januari 2017 eindelijk zover. Speellocatie werd het gebouw van Torion aan Kerklaan 5 te Haren, daar onze huidige speellocatie gesloten was. Gewoonlijk kan bij dit soort wedstrijden een beroep worden gedaan op een wedstrijdleider die op hetzelfde moment intern speelt. Deze optie was niet voorhanden. Daarom besloot ik als wedstrijdleider de wedstrijd bij te wonen.
Vele aanwezigen hadden het enigszins met mij te doen, maar ik beschikte over voldoende vormen van verstrooiing: werken aan het wedstrijdverslag en lezen in De Veertiende Etappe, een bundel wielerverhalen… Saillant detail: de auteur, Tim Krabbé is een meer dan verdienstelijk schaker, naar de ratinglijst van de KNSB te oordelen, op dit moment niet als speler actief in de schaakwereld.
De verhalen die ik krijg voorgeschoteld lijken tekenend voor de wedstrijd die zich voor mijn ogen zal ontvouwen. Tim Krabbé beschrijft in een verhaal uit 1981 hoe hij met de fransman Kléber in een strijd verwikkeld was om de snelste beklimming van de Col d’Uglas. Beide matadoren correspondeerden met elkaar over de snelste tijden en deelden met elkaar data, tijden, tussentijden, verzetten en tal van andere gegevens.
Het epistel met als titel Lijstenliefde (1982) is zo nodig nog veelzeggender. Tim Krabbé verhaalt met veel geestdrift over de fascinatie van wielerfanaten voor het bijhouden van lijstjes en het optuigen van complexe rekenschema’s. Het uiteindelijke doel: bepalen wie de sterkste wielrenner ooit is. Tim Krabbé komt met een prachtige conclusie, die wetenschappelijk dubieus mag heten, maar in haar esthetische eenvoud ronduit geniaal is: “(…) de waarde van een puntentelling staat of valt met haar uitkomst.” Met andere woorden: als het lijstje het overheersende gevoel over de beste renners aller tijden staaft, is het correct!
Laten wij na deze omweg verder gaan met de pointe: overeenkomst tussen de verhalen van Tim Krabbé en de wedstrijd H&O 2-Scepu is zonder meer de magische macht van het getal. Wat was nu het geval? Met twee vooruit gespeelde partijen stond H&O 2 achter met ½ - 1 ½, nadat Harm van de Mossel aan bord 3 met zwart had verloren van Daan Noordenbos. Joris Spanjer had aan bord 8 remise gemaakt tegen Gerbrich Kroon. Met deze tussenstand moest er door de schakers van Haren en Oostermoer hard aan getrokken worden om een gelijkspel of zelfs een overwinning mogelijk te maken.
In het eerste uur ging de strijd aan de verschillende borden gelijk op, met uitzondering van Remco, aan bord 7 die met zwart een moeilijke start kent. Remco kiest namelijk met zwart voor het aangenomen Damegambiet, waarop Robin Bruins met het scherpe 3. e4 reageert. Deze variant is prima speelbaar voor zwartspelers die hun theorie goed kennen, maar lastig om tegen te spelen als je er niet mee vertrouwd bent. Remco kiest voor een uiterst gevaarlijke, lange rokade.
Anne Haitsma (bord 1) krijgt met zwart in het Slavisch de ruilvariant voorgeschoteld.In dit systeem zit meer venijn dan je zou denken, want in symmetrische stellingen met het extra tempo van de eerste zet kan wit in de regel bouwen op een minuscuul voordeeltje. In de praktijk wint meestal de sterkste speler.
Hans de Graaf (bord 2) beantwoordt de Hollandse opstelling van zijn tegenstander met het Staunton gambiet: 1. d4 f5 2. e4 fxe4 3. Pc3 Pf6 4. Lg5. Zoals bekend is het verdedigen van de gambietpion niet verstandig. Om die reden kiest zwartspeler Jeroen Kim voor het damefianchetto 4... b6 Hans opteert voor de beste voortzetting 5. f3, want het terugwinnen van de pion zou zwart een klein voordeeltje verschaffen in de vorm van een sterk centrum en het loperpaar: 5. Lxf6 exf6 6. Dh5+ g6 7. Dd5 c6 8.Dxe4+ De7 9. Dxe7+ Lxe7 =+. Enkele zetten later heeft Hans de geofferde pion weer teruggewonnen met winst van het loperpaar. De centrale vraag luidt nu: betekent het loperpaar een voordeel of niet?
Aan bord 4 moet Johan Meirink het opnemen tegen de moderne verdediging van Erick Erdtsieck. Johan stelt zich actief op met pionnen op d4, e4 en f4 en de strijd ontwikkelt zich vervolgens langzaam.
Antoon Wever speelt tegen Bart Romijn een zeer tamme versie van de ruilvariant van de Caro-Kann. Bart bereikt hiermee gemakkelijk gelijkspel, maar zal het lastig krijgen om op winst te spelen. Er komt uiteindelijk een stelling op het bord waarin Bart een isolani op d5 heeft. Ondanks dat er twee lichte stukken zijn geruild, staat Bart actief en heeft hij geen echte zwaktes. Bovendien kan Bart na ruil van de paarden mogelijk een eindspel bereiken met ongelijke lopers.
Aan bord 6 komt Emiel met wit terecht tegen in een onregelmatige opening met Konings-Indische trekken, waarin hij een loper op g5 heeft en een pion op e3 in plaats van het gebruikelijke e4. Beide partijen hebben kansen.
In en na het tweede speeluur begint H&O 2 in moeilijkheden te komen. Hans en Johan zijn verwikkeld in een gelijkwaardige strijd, maar Anne en Remco komen zwaar onder druk te staan. Anne heeft op h7 een pion verloren, terwijl Remco met een lastige penning van pion c7 te maken krijgt, waar hij geen goed antwoord op weet te vinden
Lichtpuntje is Emiel, die zijn zwartveldige loper is kwijtgeraakt, maar kans heeft gezien de witveldige lopers te ruilen. Zwart moet nu oppassen dat de loper op g7 niet levend begraven wordt achter zijn pionnen op e5 en d6. Heeft hij het dreigende gevaar van een inactieve loper voldoende in de gaten?
Bart, ondertussen, schaakt zeker niet slecht, maar nadat ook de torens worden geruild heeft hij weinig mogelijkheden om op winst te spelen. Anne blijf voorlopig een pion achter maar verdedigt zich met man en macht. Na plusminus 2 ½ uur spelen, geeft Remco op in een glad verloren stelling, terwijl Hans de Graaf door de moordenaar op b7 (de loper) in een mataanval terecht komt. De diagonaal is volledig geopend en zwart komt oppermachtig binnen. Enkele minuten later kan ook Hans opgeven: ½ - 3 ½. Een simpele rekensom leert ons dat Scepu nog maar één punt nodig heeft voor de winst. Daarom besluit Bart na een remise-aanbod Bart door te spelen voor het teambelang.
Gelukkig voor Haren en Oostermoer blijft de loper van Emiel’s tegenstander inactief. Emiel ontwikkelt een krachtig initiatief op de damevleugel en wint een pion. Jan Pilon begint tegen Anne in tijdnood te geraken ondanks zijn pluspion.
Plotsklaps valt mijn oog op de curieuze stelling van Johan Meirink. Johan heeft een paard op g7 staan dat zowel met koning als loper geslagen kan worden. Zijn tegenstander lijkt een stuk meer te hebben … of toch niet? Als ik verbouwereerd wegloop en enkele ogenblikken later de stelling gadesla stel ik vast dat Johan een Dame voorstaat, ik had een telfout gemaakt: het is + 6 in plaats van -3! Johan opent direct de stelling en zwart heeft geen enkele reden meer om door spelen: 1½ - 3½.
Bart kan het eindspel echt niet meer winnen en legt zich na overleg neer bij de onvermijdelijke remise: 2-4. Nu wordt het pas echt rekenen! Emiel speelt met zijn pluspion het eindspel actief uit. Tegenstander Wim Bos is kansloos en kan opgeven. 3-4. In de fase die volgt wordt het ongemeen spannend. De tegenstander van Anne blijkt ergens een stuk te hebben verloren, zodat Anne ineens op winst staat. Er volgen nog enkele zetten, maar op het moment dat Anne dameruil onvermijdelijk maakt, geeft zwart op. Het onvoorstelbare is gebeurd: H&O 2 heeft een gelijkspel te pakken.
Rest mij als wedstrijdleider een dankwoord aan het adres van de schakers en natuurlijk Tim Krabbé! Zij hebben mij meer dan voldoende verstrooiing geboden in de vorm van mooie verhalen en een wedstrijd onder hoogspanning!
Haren & Oostermoer 2 |
1608 |
ScepU |
1538 |
4 |
4 |
vr 06 jan |
|
1. |
1778 |
1788 |
1 |
0 |
|||
2. |
1750 |
1774 |
0 |
1 |
|||
3. |
1696 |
1447 |
0 |
1 |
|||
4. |
1730 |
1757 |
1 |
0 |
|||
5. |
1758 |
1634 |
½ |
½ |
|||
6. |
1534 |
1 |
0 |
||||
7. |
1268 |
1040 |
0 |
1 |
|||
8. |
1351 |
1329 |
½ |
½ |