Onlangs hebben we het oprichtingsbewijs van de Dam- en Schaakclub Haren gevonden en is bewezen dat de club op 2 september 1915 is opgericht.

Daarom bestaat op 2 september a.s. onze club precies 100 jaar en vieren we dit het hele jaar met allerlei activiteiten: houd daarvoor de website in de gaten!

Ook wordt met enige regelmaat een verhaal of portret, met vaak een bijbehorende partij, op de site gepubliceerd uit het door Egbert Vos samengestelde en in 2011 uitgekomen jubileumboek Op een haar na eeuwig schaak... - Geschiedenis Schaakclub Haren 1915-2010:

Voor het jubileumboek hebben we Mark Kremer geïnterviewd. Hij heeft niet lang voor onze club gespeeld, begin jaren 80 van de vorige eeuw, en over die tijd (en hoe tot schaken is gekomen) memoreerde hij:

"Ik heb geloof ik één jaar intern bij Haren gespeeld: 1980-1981. Het eerste contact is ontstaan toen ik met 't Wessel Gansfort College uitkwam tegen 't Sint Maartenscollege op een scholentoernooi. Ik speelde tegen Martin Gerding, volgens mij won ik en Bob was daarbij aanwezig. Hij heeft me toen gespot en mogelijk gepolst om lid te worden van de club. Ik woonde toen, met mijn moeder en mijn broer, aan de Fazantenlaan – niet ver van de schaakclub.

Bob was een warm mens en zeker een van de redenen waarom ik naar Schaakclub Haren ben gegaan. In datzelfde jaar kwam ik nog extern uit voor Schaakclub Tal uit Uithuizen. Op de schaakavonden in Haren speelde ik eerst bij de jeugd daarna met de senioren. Extern heb ik volgens mij wel meegedaan met de jeugdwedstrijden in Baarn.

Eén man op de schaakclub Haren, wit haar, neuriede vaak en volgens mij verloor hij altijd. Hij was tegen de 70 en 'n beetje dromerig. Wie was dat? [Dr. R.A.J. Cremer]. Haren bood 'n beschermende plek, en dat kwam op een voor mij goed moment, op het eind van mijn middelbare schooltijd. Het was een geschenk. In die tijd werd ik vrienden met Haru Isaacson, die ik thuis bezocht, waarbij z'n moeder ons verwende met Japanse hapjes.

Riekent Jongman had zijn riedel en sigaartje, bij het snelschaken klonk er altijd: “We zien het en doorgronden het”. Op dat moment ben je gelijk, er is geen leeftijds- of statusverschil, en dat is verkwikkelijk: ik herinner me nachtelijke schaaksessies bij Bob en ook bij Herman van de Bogaard."

De volgende spectaculaire simultaanpartij tegen Riekent Jongman staat niet in het jubileumboek:

Wit: Mark Kremer
Zwart: Riekent Jongman
Simultaan, 10 mei 1986
1. d4 c5 2. d5 e5 3. e4 d6 4. Pc3 Pe7 5. Lb5+ Pd7 6. a4 Pg6 7. Pf3 a6 8. Le2 Ph4 9. Pxh4 Dxh4 10. a5 Dd8 11. Lg4 Le7 12. 0-0 Lg5 13. Lxg5 Dxg5 14. Pa4 Pf6 15. Lxc8 Txc8 16. Pb6 Td8 17. Dd3 h5 18. b4 cxb4 19. Tab1 h4 20. Txb4 Ph5 21. Pc4 Pf4 22. Df3 Td7

23. Txb7 Txb7 24. Pxd6+ Ke7 25. Pxb7 Tc8 26. g3 Tc3 27. Dd1 hxg3 28. fxg3 Txg3+ 29. Kh1 Tg2 30. d6+ Kd7 31. Pc5+ Kd8 remise.

"Ik had twee ooms die schaakten en 'n neef die een sterke speler was. Eén oom heeft mijn interesse gewekt in het schaken. Als jongen was ik altijd supernerveus als ik schaakte want ik wilde winnen. Met een buurjongen schaakte ik als 11-jarige, en rond die tijd ben ik, met hem, lid geworden van Tal.

Een volgende stimulans was een huisarts-in-opleiding die op de boerderij naast ons kwam wonen met zijn jonge gezin. Hij was een intellectueel, hij had boeken en hij schaakte en hij organiseerde rond die tijd, ik was 12 of 13, een paar keer bij 'm thuis het Kampioenschap van Oldörp. Hij nam dit initiatief, zo vertelde hij me onlangs, waarschijnlijk in reactie op hoe onze vriendschap ontstond: op een dag, in een vrij weekend, stond ik voor zijn deur en belde aan. Hij deed open en ik, schuchter, vroeg of ik wellicht met hem mocht schaken! Volgens mij heb ik al die toernooien, waar ook een vriend van hem uit Amsterdam aan meedeed, gewonnen; men refereert nog wel eens aan de zenuwen die me toen parten speelden...

Die vroegste schaakperiode vormde voor mij een eerste contact met een grote wereld waar plaats was voor nieuwsgierigheid en geestrijkheid. Op de club in Uithuizen is het balletje gaan rollen: bij Tal ontwikkelde ik mij snel, en ging ik bij de volwassenen spelen. In het 2de of 3de jaar werd ik clubkampioen en bezette ik het eerste bord van het eerste team. Op de club kwam toen 'n kunstenaar spelen die in Uithuizen was komen wonen en met hem ontstond vriendschap; ik heb hem schaakles gegeven. Spelen voor de club bij de volwassenen was niet niks! Na afloop van de externe partijen belandden we wel eens in een kroeg in Groningen, voor mij als jonge jongen een ervaring. De volgende dag zat ik met wallen onder de ogen in de klas, en ging de leerstof langs me heen. Maar ik had geleefd!"